Het allermooiste moment uit Bruckners Zevende symfonie? Dat is voor velen de opening van het tweede deel. Donker en bezwerend, met de herfstige kleur van verweerd koper. De klank van die openingsmaten wordt volledig bepaald door een instrument dat vandaag een curiosum is geworden: de Wagnertuba.
Wagner worstelde tijdens het componeren van Das Rheingold met de kleur van het bekende Valhalla-motief. Hij zocht een koperklank die de sfeer van oude Noord-Germaanse legendes zou kunnen oproepen en tegelijk een brug zou kunnen slaan tussen de klank van de hoorns en de trombones. Vanuit die wens liet hij de Wagnertuba ontwikkelen. Inspiratie haalde hij bij de klank van de toen recent ontdekte lure: een langgerekte bronzen hoorn uit de Noordse bronstijd. Maar evengoed deed Wagner inspiratie op in het Parijse atelier van de instrumentenbouwer Adolphe Sax. Wie uiteindelijk de eerste set van Wagnertuba’s bouwde is niet helemaal duidelijk. Wat wel duidelijk is: Wagner trof doel met de instrumenten. De ‘klank van de oude goden’ werd een inspiratiebron voor heel wat componisten na hem die het instrument integreerden, van Strauss tot Stravinsky, van Bruckner tot Zimmermann.
Het instrument lijkt op het eerste zicht een beetje op een kleine tuba. Net als bij de tuba is de beker immers naar boven gericht, wat een directe, aansprekende klank oplevert. Maar qua boring (de vorm van de buizen) én qua speelstijl leunt het instrument veel dichter aan bij de hoorn.
Bruckner hoorde het instrument voor het eerst in Bayreuth in 1876. Toen hij, tijdens het schrijven van zijn Zevende symfonie, hoorde dat zijn grote idool Wagner zwaar ziek was, besloot hij de kleur instrumenten te integreren. Enkele weken later stierf Wagner. En zo werd het tweede deel van de symfonie, waar we de Wagnertuba’s voor het eerst aan het werk horen, zowel een eerbetoon als een elegie. Bovendien gebruikte Bruckner de tuba’s precies zoals Wagner ze bedoeld had: als een koor, met een set van twee hoge en twee lage instrumenten.
Voor de hoornisten van Anima Eterna was het een hele uitdaging om een historische én speelbare set Wagnertuba’s terug te vinden, gebouwd volgens Wagners principes. Enkele telefoontjes met specialisten in uit heel Europa wezen allemaal in dezelfde richting. Naar verluid bezat de firma Alexander in Mainz, vandaag zowat de marktleider wat betreft moderne hoorns, een set van vier originele Wagnertuba’s – gebouwd door Eduard Kruspe, nota bene een van de bouwers die destijds mee aan de ontwikkeling van de Wagnertuba zou hebben gewerkt. De instrumenten die in Wenen werden gebruikt en die Bruckner moet gekend hebben, sluiten bovendien heel dicht bij dit model van Kruspe aan. Anima-hoornist Ulrich Hüber trok naar Mainz en probeerde de instrumenten uit. De instrumenten bleken in een zeer goede staat: een bijzonder avontuurlijke uitvalsbasis voor de klank van de kopersectie.
“De instrumenten gidsen ons. Ze spreken tot ons vanuit het verleden en tonen ons andere mogelijkheden om de muziek te benaderen en te begrijpen. Die informatie kan je niet terugvinden in de partituur of in een wetenschappelijk artikel. Het is een ongelofelijke kans om dit uit te proberen.” – Martin Mürner
Deze historische Wagnertuba’s klinken beslist anders dan de moderne Wagnertuba’s die vandaag in de meeste orkesten worden gebruikt. “De instrumenten zijn niet echt kleiner,” verduidelijkt Anima-hoornist Martin Mürner, “maar wel veel slanker. De boring is smaller en daardoor klinken ze ook dunner. Ze vragen om een subtielere manier van spelen, maar geven daarvoor een immense kleurenrijkdom in de plaats. Tegelijk vervullen ze veel duidelijker het oorspronkelijke doel van Wagner: ze vermengen zich perfect met de andere koperblazers.” De kopersectie van Anima Eterna kiest met de historische instrumenten als leidraad dan ook voor een radicaal andere koperklank: ingehouden, geconcentreerd en transparant. “Het gaat bijna altijd zo,” vertelt Martin Mürner nog.